Genesis 19 in de Statenvertaling
De inhoud van dit hoofdstuk hebben wij in 2 Petrus 2 vers 6-8, waar wij vinden, dat God de steden van Sodom en Gomorra tot as verbrandende, ze met omkering veroordeeld heeft, en de rechtvaardige Lot verlost heeft. Het is de geschiedenis van Sodom’s verderf, en Lots redding van dat verderf. In hoofdstuk 18 lazen wij van Gods neerkomen om de tegenwoordige toestand van Sodom te bezien, wat zijn goddeloosheid was, en wat er voor rechtvaardigen in waren, en nu hebben wij hier de uitslag van dat onderzoek.
I. Uit dat onderzoek bleek, dat Lot zeer goed was, vers 1-3, maar het bleek niet, dat er nog zo iemand was.
II. De inwoners van Sodom werden bevonden zeer snood en slecht te zijn, vers 4-11.
III. Daarom werd er zeer bijzonder zorg voor gedragen, om Lot en zijn gezin naar een plaats van veiligheid te laten gaan, vers 12-23 (opgesplitst in vers 12-14 en vers 15-23).
IV. De barmhartigheid zich nu hierin verblijd hebbende openbaart de gerechtigheid zich in het verderf van Sodom, en de dood van de vrouw van Lot, vers 24-26 (opgesplitst in vers 24-25 en vers 26), met een algemene herhaling van de geschiedenis, vers 27-29.
V. Een afschuwelijke zonde, waaraan Lot schuldig was door bloedschande te bedrijven met zijn twee dochters, vers 30-38.