Hier is:
I. De redding van Lot uit Sodom. Hoewel er geen tien rechtvaardigen in Sodom waren, om wie het gespaard kon worden, heeft toch de een rechtvaardige, die er was, zijn ziel bevrijd, Ezechiel 14:14. Vroeg in de morgen hebben zijn eigen gasten uit vriendelijkheid voor hem en de zijnen hen buiten de deur gezet, vers 15. Zijn gehuwde dochters kwamen om met haar echtgenoten, maar die bij hem woonden, zijn met hem gered.
Merk op:
1. Met hoe vriendelijk geweld Lot buiten Sodom gevoerd werd, vers 16. Hoewel hij niet, evenals zijn schoonzonen, met de waarschuwing gespot of geschertst heeft, schijnt hij toch geaarzeld, gebeuzeld te hebben, niet zoveel haast gemaakt te hebben als door de toestand werd vereist. Zo zijn er velen, die wel enigszins overtuigd zijn van het rampzalige van hun geestelijke toestand en de noodzakelijkheid van een verandering, maar dit noodzakelijke werk toch uitstellen, en dwaas blijven aarzelen. Lot heeft dit gedaan, en het zou hem noodlottig geworden zijn, indien de engelen zijn hand niet hadden gegrepen en hem uitgebracht hadden, hem behouden hadden door vrees, Judas 1:23. Daarvan wordt gezegd: de Heere was barmhartig over hem, want daar hij zo ongaarne vertrok, zou Hij hem rechtvaardig met de anderen hebben kunnen laten omkomen. Ook van de rechtvaardigste mensen moet de zaligheid alleen aan Gods genade worden toegeschreven, en niet aan hun eigen verdienste. Het is uit genade dat wij zalig worden. Gods macht moet ook erkend worden in het uit een toestand van zonde brengen van de zielen. Indien God er ons niet uitgebracht had, dan zouden wij er nooit uitgegaan zijn. Indien God ons niet genadig was geweest, zou ons aarzelen ons verderf zijn geweest.
2. Met hoe vriendelijk geweld hij gedrongen werd om zich te haasten, toen hij al buiten gebracht was, vers 17.
a. Hij moet zich nog in gevaar achten om te komen, en door de wet van het zelfbehoud opgewekt worden om te vluchten, om zijns levens wil. Een heilig vrezen en beven worden nodig bevonden om onze zaligheid te werken.
b. Daarom moet hij wèl acht geven op hetgeen hij doet. Hij moet niet naar Sodom blijven hunkeren, zie niet achter u om, hij moet niet talmen op de weg, sta niet op deze ganse vlakte, want zij zal gans en al tot een dode zee gemaakt worden, hij moet niet stilstaan vóór hij het hem aangewezen veilige toevluchtsoord heeft bereikt: behoud u naar het gebergte henen. Dusdanige bevelen worden gegeven aan hen, die door genade uit een zondige toestand verlost zijn. Keer niet terug tot de zonde en tot Satan. Blijf niet rusten in uzelf en in de wereld want dat is verwijlen in de vlakte. En strek u naar Christus en de hemel, want dat is om behoudenis vlieden naar het gebergte, en vóór wij daar gekomen zijn mogen wij niet stilstaan.
II. Het bepalen van een toevluchtsoord voor hem. Eerst werd hem daartoe het gebergte aangewezen, maar:
1. Hij verzocht om een stad tot toevluchtsoord, een vaan de vijf, die dicht bij elkaar gelegen waren, genaamd Bela, Hoofdstuk 14:2. Het was Lots zwakheid te denken, dat een door hemzelf gekozen stad veiliger zou zijn dan het door God aangewezen gebergte. En hij redeneerde tegen zichzelf toen hij pleitte: Gij hebt Uwe weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijne ziel te behouden bij het leven, maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen. Immers, kon Hij, die hem uit Sodom weggerukt had, toen hij aarzelde en draalde, hem niet veilig naar het gebergte brengen, al zou hij ook beginnen moe te worden? Kon Hij, die hem van het grotere kwaad had gered, hem niet ook door het kleinere heen helpen? In zijn bede legt hij er sterk de nadruk op dat die stad klein is. Zij is klein, is zij niet klein? Daarom kon men hopen dat zij niet zo slecht was als de andere steden. Dat gaf een nieuwe naam aan die plaats, zij werd Zoar genoemd, dat is: een kleine. Voorbeden voor kleinen zijn waardig om in gedachtenis te worden gehouden.
2. God stond hem zijn verzoek toe, al was daar ook veel zwakheid in gelegen, vers 21-22. Zie welke gunst God bewees aan een ware heilige, al was hij ook een zwakke heilige.
a. Om hem genoegen te doen werd Zoar gespaard. Hoewel zijn voorbede niet zoals die van Abraham voortkwam uit edelmoedige liefde, maar bloot uit eigenbelang, heeft God hem zijn verzoek toch toegestaan om te tonen hoe veel het dringend gebed van een rechtvaardige vermag.
b. Het verderf over Sodom werd opgeschort totdat hij in veiligheid was. Ik zal niets kunnen doen totdat gij daarhenen ingekomen zijt. De tegenwoordigheid van een Godvruchtige op een plaats, draagt er toe bij om oordelen af te weren. Zie hoe God zorg draagt voor de bewaring van Zijn volk. De winden worden opgehouden, totdat Gods dienstknechten verzegeld zijn, Openbaring 7:3, Ezechiël 9:4.
Eindelijk. Er wordt nota van genomen, dat de zon was opgegaan toen Lot in Zoar aankwam, want als een Godvruchtige in een plaats komt dan brengt hij licht mede, of behoort dit te doen.