Het is van groot belang voor ons om te weten wat God haat en wat Hij liefheeft, ten einde ons dienovereenkomstig te gedragen, Zijn misnoegen te vermijden en ons aan te bevelen in Zijn gunst. Nu wordt ons hier gezegd:
1. Dat niets meer aanstotelijk is voor God dan veinzerij en dubbelzinnigheid, want dat wordt te kennen gegeven door het woord, hetwelk wij vertalen door verkeerdheid, gerechtigheid voorwendende, maar onrecht bedoelende, in kromme wegen wandelende ten einde niet ontdekt te worden. Diegenen zijn verkeerd van hart, die in strijd handelen met hetgeen goed is, terwijl zij toch hetgeen goed is belijden, en de zodanigen zijn meer dan andere zondaren de Heere een gruwel, Jesaja 65:5.
2. Dat niets meer welbehaaglijk is aan God dan oprechtheid en eerlijkheid. De oprechten van weg, die eerlijk zijn in hun bedoelingen en in hun handeling, die in eenvoudigheid en oprechtheid Gods in de wereld verkeren, en niet in vleselijke wijsheid, in dezulken heeft Hij een welgevallen. (Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job.) en Hij wil, dat wij hen bewonderen. Zie waarlijk een Israëliet!