Men kon verwachten, dat, als Nebukadnezar er naar streefde om zijn eigen koninkrijk eeuwig te maken, hij woedend zou zijn op Daniël, die zijn val voorspelde en tevens dat een ander koninkrijk van eene andere natuur het eeuwige koninkrijk zijn zou, maar in plaats van erover gebelgd te zijn als over eene beleediging, ontving hij het als een orakel, en hier wordt ons gezegd, wat de uiting was van den indruk, die op hem was gemaakt.
1. Hij stond gereed Daniël te beschouwen als een der goden.
Hoewel hij zag, dat hij een mensch was, toch besloot hij uit deze wondervolle openbaring, beide van zijne geheime gedachten, door hem den droom te zeggen, en van de toekomende dingen, door hem de uitlegging er van te geven, dat er vast en zeker een god in hem woonde, die zijne aanbidding waardig was, en daarom viel hij op zijn aangezicht en aanbad Daniel, vers 46.
Het was de gewoonte in dat land den koning te eeren door voorover te liggen, omdat zij iets van de goddelijke macht op zich hebben: Ik heb gezegd: Gij zijt goden, en daarom bewees deze koning, die deze hulde dikwijls van anderen ontvangen had, aan Daniel dezelfde hulde, daar hij meende, dat deze goddelijke kennis bezat, en hij was zoo getroffen door bewondering daarvoor, dat hij zich niet bedwingen kon, maar vergat, beide, dat Daniël een mensch was, en dat hij zelf koning was. Aldus maakte God de openbaring groot en heerlijk, daar hij een trotsch heerscher zulk eene vereering ontlokte door een enkelen straal daarvan.
Hij aanbad Daniel, en hij zeide, dat men hem een drankoffer doen zoude, met liefelijk reukwerk, hierin kan hij niet gerechtvaardigd, maar in zekere mate verontschuldigd worden, daar Cornelius evenzeer gereed stond om Petrus te aanbidden, en Johannes den engel, hoewel beiden beter wisten. Maar hoewel het hier niet vermeld wordt, toch hebben wij reden om te denken dat Daniël de eer weigerde, die hem gebracht werd, en, als Petrus, tot Cornelius zeide: Sta op ik ben zelf ook een mensch, of, als de engel tot Johannes: Zie, dat gij dat niet doet, want er wordt niet gezegd, dat het offer hem gebracht werd, hoewel de koning het beval, of liever zeide, want dat is het woord.
Hij zeide in zijn haast: Dat men hem drankoffer doen zoude. En, dat Daniël iets tot hen zeide, dat zijne oogen en gedachten in eene andere richting leidde, ligt opgesloten in wat volgt, vers 47. De koning antwoordde Daniel en zeide: Het is mogelijk, dat die geen ware liefde tot het Woord hebben, toch groote achting bewijzen aan de dienaren van Gods Woord. Herodes vreesde Johannes en hoorde hem gaarne, en toch bleef hij in zijne zonde, Markus 6:20.
2. Hij erkende gereedelijk, dat de God van Daniel een groot God was, de ware God, de eenige levende en ware God.
Als Daniël niet wil toelaten, dat hij aangebeden wordt (zooals Daniël hem waarschijnlijk te kennen gaf) dan zal bij God aanbidden, door te belijden, vers 47: Het is de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en er is geen ander God, zooals Hij, boven alle goden in waardigheid, boven alle goden in heerschappij. Hij is een Heere der koningen, aan Wien zij hun macht ontleenen en Wien zij verantwoording schuldig zijn, en Hij is een God, die beide de verborgenheden kent en openbaart, wat het meest verborgen is, ziet Hij en kan Hij openbaren, en wat Hij geopenbaard heeft, was verborgen en niemand kon het openbaren, 1 Corinthiers 2:10.
3. Hij verhoogde Daniël, en maakte hem tot een man van aanzien, vers 48.
Weliswaar maakte God hem een man van aanzien, toen hij hem toegang gaf tot Zijne gemeenschap, aanzienlijker dan Nebukadnezar hem maken kon, maar, omdat God hem had groot gemaakt daarom maakte ook de koning hem groot. Maakt rijkdom de menschen groot? De koning gaf hem vele groote geschenken, en hij had geen reden om die te weigeren, daar ze hem zooveel te beter in staat stelden om zijne broederen in hun gevangenschap goed te doen.
Deze geschenken waren eene dankbare erkenning van de goede diensten, die hij hem bewezen had, maar hij had ze niet bedoeld en ze als voorwaarde gesteld, zooals Bileam het loon van zijne waarzegging verlangde. Maakt macht iemand groot? Hij maakte hem tot heerscher over het gansche landschap van Babel, dat zonder twijfel grooten invloed had op de andere provinciën, eveneens maakte hij hem tot curator van de universiteit, overste der overheden over alle de wijzen van Babel, om te onderrichten, die hij aldus overtroffen had, en, sinds zij niet konden doen, wat de koning van hen verlangde, zullen zij gedwongen worden te doen, wat Daniël van hen verlangde. Want het voegt, dat de dwaas een knecht zij desgenen, die wijs van harte is. Ziende, dat Daniel deze verborgenheid kon openbaren, vers 47, bevorderde de koning hem aldus.
Het is wijs van vorsten om hen te bevorderen en te gebruiken, die goddelijke openbaring ontvangen, en er zeer vertrouwd mee zijn, die, zooals Daniel hier, toonen, dat zij wel bekend zijn met het koninkrijk der hemelen. Evenals Daniël, werd Jozef aan het hof van den koning van Egypte bevorderd wegens het uitleggen van diens droomen, en hij noemde hem Zafnath Paäneah-Die het verborgene openbaart, zooals de koning van Babel Daniël hier noemt, zoodat de inleiding tot hun verheffing dezelfde is-om, en uit overweging van hun goede diensten, aan de kroon bewezen, door het openbaren van het verborgene.
4. Hij verhoogde zijne metgezellen om zijnentwil op zijne bijzondere bede en verzoek, vers 49.
Daniël zelf bleef aan de poorten des konings, als dienaar, als raadsman, als minister, en misschien als kamerheer: maar hij gebruikte zijn invloed voor zijne vrienden, zooals een goed man betaamt, en bezorgde Sadrach, Mesach en Abed-nego plaatsen in de regeering. Die hem met hun gebed ondersteunden, zouden met hem deelen in de eer, zooveel dankbaarheid gevoelde hij voor dien dienst. Hun bevordering zou een groote steun en hulp zijn voor Daniel in zijn ambt en werkzaamheden. En deze vrome Joden, aldus te Babel bevorderd, hadden ruimschoots gelegenheid hunne broederen in gevangenschap te dienen, en hun veel goeds te doen, wat zij ongetwijfeld bereid waren te doen.
Voordat God Zijn volk in ellende brengt, bereidt Hij die somtijds voor hen op deze wijze, opdat zij die verdragen kunnen.