1 Corinthiërs 14:6-14

In deze afdeling toont hij aan hoe ijdel de pronkerij van het spreken in vreemde en onverstaanbare talen is. Het is ten enenmale onstichtelijk en nutteloos. Indien ik tot u kwam en sprak vreemde talen, wat nuttigheid zou ik u doen, zo ik tot u niet sprak, of in openbaring, of in kennis, of in profetie, of in lering? vers 6. Het zou niets te beduiden hebben indien men deze alle uitte in een vreemde taal. Een apostel, met al zijn bekwaamheid, kon niet stichten indien hij niet sprak naar de vatbaarheid zijner hoorders. Nieuwe openbaringen, duidelijke uitlegging van teksten, de leerrijkste verhandelingen op zich zelve, zouden onvruchtbaar zijn in een taal, die niet verstaan werd. Ook Schriftuitlegging in een onbekende taal zou vertaling nodig hebben, alvorens zij enig nut kon doen.

I. Hij heldert dit op door verscheidene vergelijkingen.

1. Met een fluit en een harp, die aldoor op dezelfden toon spelen. Welk nut kan dat hebben voor den danser? Zo er geen onderscheid van klank is, hoe kan hij er dan zijn passen naar regelen? Onverstaanbare talen zijn gelijk fluitende citers zonder onderscheid van geluid, zij geven den mensen niet meer leidraad voor hun onderhoud, dan een fluit met slechts een klep of een citer met niet meer dan een snaar aan een danser voor zijn bewegingen, vers 7. Met een trompet, die onzeker geluid geeft, adêlon phoonên, onduidelijk geluid, hetzij niet het geluid dat bedoeld wordt, of een geluid dat niet eigenaardig genoeg is om begrepen te worden. Wanneer de bazuin “aanvallen” in plaats van “terugtrekken” blaast, of een geluid voortbrengt dat niemand begrijpen kan, wie zal zich dan tot den krijg bereiden?

In een Christelijke samenkomst spreken in een onbekende taal is even ijdel en doelloos als het onzekere geluid van een bazuin op het slagveld. Daar het leger en hier de gemeente moeten in afwachting blijven en zijn tot werkloosheid veroordeeld. Woorden, die geen zin hebben voor de hoorders, laten hen onwetend omtrent hetgeen gesproken wordt, ze zijn: spreken in de lucht, vers 9. Woorden zonder betekenis geven geen leiding of onderwijs aan den geest, en onverstaanbare woorden hebben geen betekenis voor de hoorders, tot hen op die wijze spreken is onzen adem verspillen.

2. Hij vergelijkt het spreken in vreemde talen met het gebrabbel van barbaren. Daar zijn zegt hij, vers 10, vele soorten van stemmen in de wereld, en geen daarvan is zonder haar eigen betekenis. Dat is waar van de verschillende talen door de onderscheidene volken gesproken. Elk van die talen heeft haar eigen betekenis. Zonder dat zouden ze zijn phoonai aphoonoi, een stem en toch geen stem. Want dat is geen taal, of kan aan zijn doel beantwoorden, wat geen betekenis heeft. Maar welke eigen betekenis de woorden van enige taal op zich zelve mogen hebben, en voor hen die ze verstaan, ze zijn niets meer dan gebrabbel voor mensen van een andere taal, die ze niet verstaan.

In dit geval zijn spreker en hoorder voor elkaar barbaars, vers 11, zij spreken en horen niets dan onzin, want dat is barbaars. De beschaafde Ovidius, toen hij in Pontus gebannen was, dichtte: “Ik ben hier een barbaar, wie niemand kan verstaan.” In de gemeente een onbekende taal spreken is barbaars spreken, is zich gedragen als een barbaar, het is het gehoor verwarren, in plaats van het te stichten, en daarom bovenmate ijdel en nutteloos.

II. Na dit vastgesteld te hebben past hij het toe in de beide volgende verzen:

1. Door hen te raden vooral begerig te zijn naar zulke gaven, als meest tot stichting der gemeente dienen kunnen, vers 12. Alzo gij ijverig zijt naar geestelijke gaven, laat uw ijver prijzenswaard zijn, weest ijverig om de gemeente te stichten, om Christelijke kennis en godzaligheid te bevorderen en jaagt meest die gaven na, die de beste diensten aan de zielen der mensen bewijzen. Dit is de hoofdregel, welken hij geeft.

2. Door hen te raden dat, indien ze een vreemde taal wilden spreken, ze God moesten bidden om de gave van de uitlegging der talen, vers 13. Dat was een afzonderlijke gave, zie Hoofdstuk 12:10. Het was mogelijk een vreemde taal te spreken en te verstaan, zonder bij machte te zijn die goed in zijn eigen taal over te zetten, en dat was toch nodig tot opbouwing der gemeente, want de gemeente moest het verstaan, zou ze opgebouwd worden, en dat kon ze niet wanneer het gesprokene niet in haar eigen taal weergegeven werd.

Laat hem, die een vreemde taal spreekt, dan God bidden om de gave van uitlegging der talen, of anders ijveren naar en God vragen om die gave liever dan te spreken in een taal, die uitlegging behoeft, want dat strekt meest ten zegen voor de gemeente, en behoort dus onder de uitnemende gaven, vers 12. Sommigen lezen hieruit: “Laat hem zo bidden, dat hij in zijn gebed uitlegge wat hij buiten het gebed in een vreemde taal gezegd heeft”. De bedoeling is in elk geval dat zij al hun godsdienstige handelingen zo moeten inrichten, dat allen in de vergadering er aan deelnemen en er voordeel van trekken kunnen.

3. Hij dringt dezen raad aan met een eenvoudige reden: Indien ik in een vreemde taal bid, mijn geest bidt wel, dat is die geestelijke gave wordt in het gebed wel zo aangewend, dat mijn geest er met toewijding aan deelneemt, maar mijn verstand is vruchteloos, vers 14, dat is: de zin en de bedoeling van mijn woorden zullen vruchteloos zijn, want ik word niet verstaan en daarom kunnen de anderen niet in mijn Godsverering deelnemen. Merk op: men moet in het openbaar verstaanbaar trachten te bidden, niet in een vreemde taal, maar ook niet in een taal, die, indien niet vreemd, boven het bereik van de hoorders gaat. De taal, die de eenvoudigste is en het gemakkelijkst te begrijpen, is de meest geschikte voor openbare Godsverering en andere godsdienstige oefeningen.

Comments are closed.