In het vorige hoofdstuk heeft de apostel voor zich zelven de Christelijke liefde boven alle geestelijke gaven verkoren, en de Corinthiërs geraden hetzelfde te doen. Hier onderricht hij hen welke van de geestelijke gaven zij voorkeur geven moeten en langs welke regelen ze de vergelijking maken moeten. Hij begint dit hoofdstuk:
I. Met een opwekking tot liefde: Jaagt de liefde na, vers 1. Het oorspronkelijke woord diookete, betekent buitengewoon moeite doen om zeker ding te verkrijgen en wordt gewoonlijk in goeden en geoorloofden zin gebruikt. Het is een aansporing om liefde te verkrijgen, om deze uitnemende geestesgesteldheid in elk geval machtig te worden, hoeveel moeite en gebed het ook kosten moge, alsof hij zei: Wat u ook moge ontbreken, ziet toe dat ge dit niet mist, de voornaamste van alle genaden is waard haar tot elke prijs te verkrijgen.
II. Hij zegt hun welke geestelijke gave, uit het beginsel der liefde, te verkiezen is. IJvert om de geestelijke gaven, maar meest dat gij moogt profeteren, vers 1, voornamelijk dat gij moogt profeteren. Terwijl zij vurig de Christelijke liefde najaagden en deze gesteldheid des harten hun voornaamste doel maakten, moesten zij ijveren naar geestelijke gaven, er in zekere mate begerig naar zijn, maar vooral naar het profeteren, dat is het uitleggen der Schrift. De ijver daarnaar zou het best tonen dat zij de liefde najaagden, dat zij haar op den rechten prijs stelden, en er op gesteld waren. Merk op: Gaven zijn waardige voorwerpen van onze begeerte en onzen ijver, mits in dienst van de genade der liefde. Die zouden zij eerst en met den grootsten ernst zoeken, als de meest waardige.
III. Hij noemt de redenen voor dezen voorkeur op. En het is merkwaardig, dat hij hier alleen het profeteren vergelijkt met het spreken van talen. Het schijnt dat de Corinthiërs deze gave het hoogst achtten. Die was meer opzienbarend dan eenvoudige Schriftuitlegging. Zij beloonde meer den hoogmoed, maar was minder geschikt om de bedoelingen van de Christelijke liefde te bevorderen, zij zou niet in gelijke mate stichten of de zielen goeddoen. Want:
1. Hij, die vreemde talen spreekt, kan alleen spreken tussen God en zich zelven, omdat, welke geheimenissen ook in die talen meegedeeld werden, geen der hoorders kon hem begrijpen, daar zij de taal niet verstonden, vers 2. Merk op: Wat niet kan begrepen worden, kan ook niet stichten. Er kan geen voordeel getrokken worden van de uitnemendste toespraak, wanneer ze in onverstaanbare taal gehouden wordt, welke het gehoor spreken noch begrijpen kan. Maar hij, die profeteert, spreekt ten nutte van zijn hoorders, van die gave hebben ze voordeel. Uitlegging van de Schrift zal tot hun stichting bijdragen, zij zullen er door vermaand en vertroost worden, vers 3. En inderdaad die beide moeten samengaan. Plicht is de rechte weg tot troost, en hij die vertroost worden wil, moet kunnen verdragen dat hij vermaand wordt.
2. Hij, die vreemde talen spreekt, kan zich zelven stichten, vers 4. Hij kan verstaan en bezield worden door hetgeen hij zegt, en dat moet met iedere dienaar het geval zijn, en hij, die het meest zelf gesticht is, heeft de beste bekwaamheid en gelegenheid om anderen goed te doen door hetgeen hij zegt, maar indien hij in vreemde of onbekende talen spreekt, dient hij alleen zich zelven, en anderen kunnen van zijn toespraak geen nut hebben.
Het doel van spreken in de gemeente is de stichting der gemeente, vers 4, waartoe profeteren, dat is Schrift uitleggen door ingeving of op andere wijze, het aangewezen middel is. Dat is de beste en voordeligste gave, welke het best beantwoordt aan het doel der liefde en het meeste goed doet, niet die waardoor we alleen ons zelven stichten, maar waardoor wij de gemeente stichten. En dat is profeteren, prediken, Schrift uitleggen, in vergelijking met het spreken van vreemde talen.
3. Werkelijk, geen gave mag veracht worden, maar de beste gaven moeten begeerd worden. Ik wil wel, zegt de apostel, dat gij allen in vreemde talen spreekt, maar meer dat gij profeteert, vers 5. Elke gave van God is een gunst Gods, en moet tot Zijne eer aangewend worden, en is als zodanig te waarderen en dankbaar te aanvaarden, maar er zijn die boven anderen moeten gewaardeerd worden omdat zij nuttiger zijn. Die profeteert is meer dan die vreemde talen spreekt, tenzij dan dat hij het uitlegge, opdat de gemeente stichting moge ontvangen, vers 5.
Welwillendheid maakt iemand waarlijk groot. Het is zaliger te geven dan te ontvangen. En de ware voortreffelijkheid bestaat in het bestuderen en zoeken om anderen nuttig te zijn, veelmeer dan om hun verwondering te wekken en hun achting te oogsten. Die man heeft een groot karakter, die mild en werkzaam is in overeenstemming met zijn welwillendheid, en geneigd om het mogelijke voor het algemeen welzijn te doen. Hij, die de Schrift uitlegt tot stichting der gemeente, is groter dan hij, die tot zijn eigen aanbeveling vreemde talen spreekt. En het is moeilijk te zeggen welk ander doel hij beoogt, die vreemde talen spreekt zonder dat ze vertaald worden. Merk op: Dat geeft den dienaar de meeste eer, wat hij doet tot stichting van de gemeente, niet dat waardoor zijn gaven het voordeligst uitkomen. Hij, die zichzelf bedoelt, werkt in bekrompen kring, maar zijn geest en karakter groeien naar de mate van zijn nuttigheid, ik bedoel zijn voornemen en pogen om nuttig te zijn.