Inleiding op Deutronomium

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET VIJFDE BOEK VAN MOZES, GENAAMD DEUTERONOMIUM.

Dit boek is ene herhaling van zeer veel van de geschiedenis en van de wetten, vervat in de drie voorafgaande boeken, welke herhaling Mozes kort voor zijn dood aan Israël gedaan heeft (mondeling ten einde er sterker indruk door te maken, en schriftelijk opdat zij des te duurzamer zou zijn). Er komt geen nieuwe geschiedenis in voor, behalve die van den dood van Mozes in het laatste hoofdstuk, ook geen nieuwe openbaring aan Mozes, voor zoveel blijkt tenminste, en daarom is de stijl hier niet, zoals tevoren: De Heere sprak tot Mozes, zeggende:, maar de vorige wetten worden herhaald, verklaard en uitgebreid, sommige bijzondere voorschriften er aan toegevoegd met uitvoerige redeneringen om ze nog nader aan te dringen. Hierin werd Mozes door Gods Geest gedreven en gesteund, zodat dit even waarlijk het woord des Heeren is door Mozes, als dat, hetwelk met hoorbare stem tot hem gesproken werd uit de tent der samenkomst, Leviticus 1:1. De Griekse overzetters hebben het Deuteronomium genoemd, hetwelk betekent: de tweede wet, of een tweede editie van de wet, niet met verbeteringen, want die waren niet nodig, maar met vermeerderingen of toevoegsels, ter nadere onderrichting van het volk in onderscheidene gevallen, die tevoren niet genoemd zijn. Nu was het:

I. Zeer tot eer van de Goddelijke wet, dat zij aldus herhaald werd. Hoe groot en vol van betekenis waren de dingen van de wet, die aldus ingeprent werden, en hoe onverschoonbaar zullen zij wezen, door wie zij als iets vreemds geacht worden, Hosea 8:12.

II. Er kan een bijzondere reden geweest zijn, waarom die wet thans herhaald werd. De mensen van het geslacht, waaraan de wet eerst gegeven was, waren allen gestorven, een nieuw geslacht was opgekomen, aan hetwelk God haar herhaald wilde hebben door Mozes zelf, opdat er, zo mogelijk, een blijvende indruk op hen gemaakt zou worden. Nu zij het land Kanaän in bezit gaan nemen, moet Mozes hun de artikelen van het verdrag voorlezen, opdat zij zouden weten op welke voorwaarden zij het land konden bezitten, en zouden begrijpen dat er zich goed te gedragen een van de voornaamste artikelen was.

III. Het zal van groot nut zijn voor het volk om die delen der wet, welke hun meer onmiddellijk aangaan, verzameld en bijeengevoegd te hebben, want de wetten betreffende de priesters en Levieten, en de uitoefening van hun ambt zijn niet herhaald; voor hen was het genoeg, dat zij eenmaal overgeleverd waren, maar in mededogen met de zwakheid des volks, zijn de wetten van meer algemeen belang een tweede maal overgeleverd; gebod moet zijn op gebod, en regel op regel, Jesaja 28:10. <> De grote en nodige waarheden van het Evangelie moeten door Christus’ dienstknechten het volk dikwijls op het hart worden gedrukt. Dezelfde dingen aan u te schrijven, zegt Paulus, Filippenzen 3:1, is mij niet verdrietig, en het is u zeker. Wat God eenmaal heeft gesproken, hebben wij nodig tweemaal te horen, en het is wèl, indien het dan goed begrepen en ter harte wordt genomen. Op drieërlei wijze moest dit boek van Deuteronomium groot gemaakt en geëerd worden.

1. De koning moest er eigenhandig een afschrift van maken, en het al de dagen zijns levens lezen, Hoofdstuk 17:18, 19.

2. Het moest op grote, met kalk bestreken, stenen geschreven worde als zij over de Jordaan trokken, Hoofdstuk 29:2, 3.

3. Ieder zevende jaar moest het op het Loofhuttenfeest in het openbaar worden voorgelezen door de priesters, ten aanhore van gans Israël, Hoofdstuk 31:9 en verder. Het Evangelie is een soort van Deuteronomium, een tweede wet, een wet ter genezing, een bijzondere wet, een wet des geloofs. Door het Evangelie zijn wij onder de wet van Christus, en het is een wet, die degenen die daar toegaan heiligt. Dit boek van Deuteronomium begint met een herhaling van het verhaal van de voornaamste gebeurtenissen, die er met Israël hebben plaats gehad sedert zij van den berg Sinaï waren vertrokken. In het vierde hoofdstuk hebben wij een zeer aandoenlijke vermaning tot gehoorzaamheid; in het twaalfde hoofdstuk tot aan het zeven en twintigste hoofdstuk zijn veel bijzondere wetten herhaald, die in Hoofdstuk 27 en 28 versterkt worden met beloften en bedreigingen, zegeningen en vervloekingen, gevormd tot een verbond, Hoofdstuk 29 en 30. Er wordt zorg gedragen om deze dingen in eeuwige gedachtenis onder hen te houden, Hoofdstuk 31, inzonderheid door een lied, Hoofdstuk 32, en zo eindigt Mozes met een zegen, Hoofdstuk 33. Dit alles werd door Mozes aan Israël overgeleverd in de laatste maand van zijn leven. Het gehele boek bevat de geschiedenis van slechts twee maanden; vergelijk Hoofdstuk 1:3 met Jozua 4:19; de laatste van de twee was Israël’s dertig dagen van rouw over Mozes. Zie hoe werkzaam en bedrijvig deze grote en Godvruchtige man is geweest om goed te doen; toen hij wist dat de tijd, die hem restte nog slechts kort was; hoe snel en levendig zijn bewegingen, toen hij naderde tot zijne rust. Zo is ons ook meer vermeld van hetgeen onze gezegende Heiland gezegd en gedaan heeft in de laatste week van Zijn leven, dan in enigerlei andere week. De laatste woorden van uitnemende personen maken een diepen indruk, of behoren dien te maken. Merk op voor de eer van dat boek, dat onze Zaligmaker, toen Hij de verzoekingen des duivels wilde beantwoorden met een: Er is geschreven, de woorden er voor steeds uit dit boek heeft aangehaald. Mattheus 4:4, 7, 10.

Comments are closed.