1 Petrus 4:12-19

De gedurige herhaling van raad en vertroosting voor Christenen, als lijders beschouwd, in elk hoofdstuk van dezen brief, wijst er op dat het grootste gevaar, waarin deze nieuwe bekeerden waren, ontstond uit de vervolgingen, waaraan zij blootgesteld waren, die het Christendom omhelsd hadden. Het goed gedrag van Christenen onder het lijden is het moeilijkste deel van hun roeping, maar het is noodzakelijk zowel voor de eer van Christus als voor hun eigen vertroosting. En daarom gaat de apostel er hier toe over, na hen in het vorige hoofdstuk vermaand te hebben tot doding van de zonde, om hun thans leiding te geven in den plicht van geduld onder het lijden. Een opstandig hart is zeer ongeschikt om beproevingen te doorstaan.

Merk op:

I. De vriendelijke wijze, waarop de apostel deze arme verachte Christenen aanspreekt, zij waren zijne geliefden, vers 12.

II. Zijn raad aan hen, met betrekking tot hun lijden, die daarin bestond:

1. Dat zij zich niet vreemd moeten houden, niet verwonderd moesten zijn, wanneer enige onverwachte gebeurtenis over hen kwam, want:

A. Ofschoon het lijden hard en ingrijpend kon zijn, toch was het alleen bedoeld om hen te beproeven, niet om hen te verwoesten, maar om hun oprechtheid, sterkte, geduld en vertrouwen op God te beproeven. Integendeel, zij moesten zich veel meer verheugen over hun lijden, omdat het eigenlijk het lijden van Christus kon genoemd worden. Het was van dezelfden aard en voor dezelfde zaak, dat Christus leed, dat lijden maakt ons aan Hem gelijkvormig, Hij leed in hen en voelde hun zwakheden. En indien wij deelgenoten aan Zijn lijden zijn, dan zullen wij ook deelgenoten aan Zijne heerlijkheid gemaakt worden en Hem met grote vreugde ontmoeten bij Zijne verschijning om Zijne vijanden te oordelen en Zijn getrouwe dienstknechten te kronen, 2 Thessalonicenzen 1:7.

a. Ware Christenen beminnen en erkennen de kinderen Gods ook in hun laagste en bedroevendste omstandigheden. De apostel erkent deze arme, verdrukte Christenen en noemt hen zijne geliefden. Ware Christenen komen elkaar nooit zo beminnelijk voor als in hun tegenspoed.

b. Er bestaat geen reden voor Christenen om zich vreemd te houden voor, of zich te verwonderen over, de onvriendelijkheid en de vervolgingen van de wereld, omdat die hun voorzegd zijn. Christus zelf had ze te lijden, en alles te verzaken en ons zelven te verloochenen, zijn de voorwaarden, waarop Christus ons als Zijne discipelen aanneemt.

c. De Christenen behoren niet alleen geduldig te zijn, maar zich te verheugen. ook in hun zwaarste en bitterste lijden om Christus’ wil, want dat is een teken van Gods gunst, dat lijden bevordert het Evangelie en bereidt hen voor de eeuwige heerlijkheid. Zij, die zich verheugen in hun lijden voor Christus, zullen eeuwig met Hem zegepralen en zich verblijden in de heerlijkheid.

B. Van de heftige beproevingen daalt de apostel thans tot een lagere trap van vervolging, die der tong door lastering en smaadheid, vers 14. Hij onderstelt dat die soort van vervolging hun lot zou worden, zij zouden worden belasterd, en kwaad zou van hen gesproken worden om den naam en de zaak van Christus. In dat geval zegt hij hun: Zalig zijt gij. En de reden daarvan is: De Geest der heerlijkheid en van God rust op u, om u te versterken en te vertroosten, en de Geest van God is de Geest der heerlijkheid, die u heerlijk door alles heenleiden zal en u toebereiden en verzegelen voor de eeuwige heerlijkheid. Die heerlijke Geest rust op u: blijft met u, woont in u, ondersteunt u, heeft behagen in u, en is dat geen onuitsprekelijk voorrecht? Door uw geduld en uw sterkte in het lijden, door uw vertrouwen op Gods beloften en uw instemmen met het Woord, dat de Heilige Geest geopenbaard heeft, wordt Hij wat u aangaat verheerlijkt, maar door de verachting en smaadheid, die op u worden geworpen, wordt die Geest zelf gelasterd.

a. De beste mensen en de beste dingen zullen over het algemeen in de wereld smaadheid ontmoeten. Van Jezus Christus en Zijn volgelingen, van den Geest Gods en het Evangelie wordt kwaad gesproken.

b. De zaligheid der godvrezenden gaat niet alleen gepaard met, maar groeit zelfs door hun droefenissen: Zalig zijt gij.

c. De man, op wie de Geest van God rust, kan niet ellendig zijn, al zijn zijne droefenissen ook nog zo groot. Zalig zijt gij, want de Geest, enz.

d. De lasteringen en de smaadheden, welke de bozen op de godvrezenden werpen, rekent de Geest van God zich zelven aangedaan: Wat hen aangaat: Hij wordt gelasterd.

e. Wan neer de godvrezenden ter wille van Christus beschimpt worden, wordt de Heilige Geest in hen verheerlijkt.

2. Zij moeten zorg dragen, dat zij niet rechtvaardig lijden, als kwaaddoeners, vers 15. Iemand zou kunnen denken dat zulk een waarschuw ing overbodig was voor zulke uitnemende Christenen. Maar hun vijanden bezwaarden hen met allerlei grove misdaden, en daarom achtte de apostel, terwijl hij de regelen van den Christelijken godsdienst omschreef, deze waarschuwing nodig. Hij verbood hun allen het leven of de bezittingen van iemand, wie ook, te benadelen, of enig soort van kwaad te doen, of zonder roeping of nood zakelijkheid zich met eens anders doen te bemoeien. Bij deze waarschuwing voegt hij de aanwijzing, dat indien iemand lijdt voor de zaak van Christus en met Christelijk geduld, hij zich daarover niet behoeft schamen, het is een eer voor hem en hij moet God verheerlijken, die hem daartoe verwaardigd heeft.

A. Ook de beste mensen moeten gewaarschuwd worden tegen de ergste zonden.

B. Er is zeer weinig troost in het lijden, wanneer wij dat zelf door onze zonden en dwaasheid over ons brengen. Niet het lijden, maar de zaak, maakt den martelaar.

C. Wij hebben reden om God te danken voor de eer, wanneer Hij ons roept om voor Zijne waarheid en Zijn Evangelie te lijden, en voor onze instemming met de leer en de plichten van het Christendom.

3. Hun beproevingen waren nu aanstaande en derhalve moeten zij er zich op voorbereiden, vers 17, 18.

A. Hij zegt hun dat de tijd gekomen is, dat het oordeel beginne van het huis Gods. De gewone weg van de Voorzienigheid is deze: Wanneer God grote onheilen en zware oordelen over gehele volken brengt, begint Hij gemeenlijk met de Zijnen, Jesaja 1:12, Jeremia 25:29, Ezechiël 9:6. Zulk een tijd van algemene onheilen was toen aanstaande, gelijk de Zaligmaker voorzegd had, Mattheus 24:9, 10. Dit maakte al de voorafgaande vermaningen tot lijdzaamheid voor hen noodzakelijk. En nu waren er twee overwegingen, die hen troosten konden.

a. Deze oordelen zullen beginnen met het huis Gods, hetwelk gij zijt, maar zij zullen spoedig voorbij zijn, uw beproevingen en kastijdingen zullen niet lang duren.

b. Uw beproevingen zullen slechts kort en licht zijn, in vergelijking met hetgeen over de boze wereld komen zal, over uw eigen stamgenoten de Joden en over het ongelovige en afgodische volk, waaronder gij leeft: Welk zal het einde zijn dergenen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn?

Wij leren hieruit:

Ten eerste. De beste van Gods dienstknechten, Zijn eigen huis, hebben nog zoveel in zich dat verkeerd is, dat het nuttig en noodzakelijk is dat God hen soms kastijdt en bestraft met Zijne oordelen. Het oordeel begint van het huis Gods.

Ten tweede. Zij, die het huis Gods zijn, hebben hun ergste dingen in dit leven. Hun slechtste toestand is draaglijk en zal spoedig voorbij zijn.

Ten derde. Mensen of groepen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn, behoren niet tot Zijne gemeente of Zijn huis, ofschoon zij daar misschien zeer luide aanspraak op maken. De apostel onderscheidt de ongehoorzamen van het huis Gods.

Ten vierde. Het lijden van de godvrezenden in dit leven zijn aanduidingen van de onuitsprekelijke folteringen, welke over de ongehoorzamen en ongelovigen zullen komen. Welk zal het einde zijn van degenen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? Wie kan bevroeden of zeggen hoe vreeslijk hun einde zal zijn?

B. Hij toont het onherroepelijk vonnis van de goddelozen aan. Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? vers 18. Dit gehele vers is genomen uit Spreuken 11:31.

Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar!

De Zeventigen vertaalden die spreuk juist zoals de apostel haar hier weergeeft.

Wij kunnen hieruit leren:

a. Het pijnlijke lijden van de godvrezenden in deze wereld is slechts een voorproef van de veel zwaarder oordelen, die over de onbekeerlijke zondaren komen, want indien wij de zaligheid hier in den hoogsten zin nemen, wordt ons geleerd:

b. Het beste wat de besten kunnen doen is de zaligheid hunner zielen verzekeren. Er zijn zoveel verdrukkingen, verzoekingen en moeilijkheden te overwinnen, zoveel zonden te doden, de poort is zo eng en de weg zo nauw, dat ook de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt. De volstrekte noodzakelijkheid van zalig worden alleen kan tegen de daaraan verbonden moeilijkheden opwegen. Merk dus op: uw moeilijkheden zijn het grootst in het begin. God biedt u Zijn genade en Zijn bijstand aan, de beproeving zal niet lang duren, wees getrouw tot den dood en God zal u geven de kroon des levens, Openbaring 2:10.

c. De goddeloze en de zondaar verkeren onbetwistbaar in een staat van verdoemenis. Waar zullen zij verschijnen? Hoe zullen zij voor hun Rechter bestaan? Waar kunnen zij zich vertonen? Wanneer de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, moet de goddeloze zeker verloren gaan.

4. Zij, die geroepen worden om te lijden, naar den wil van God, zij moeten vooral toezien op de zaligheid hunner zielen, die door de droefenissen gevaar loopt, en niet anders beveiligd kan worden dan door haar Gode te bevelen. Hij zal die opdracht aanvaarden, wanneer wij haar Hem aanbevelen door weldoen, want Hij is haar Schepper en Hij heeft uit loutere genade haar veel vriendelijke beloften van eeuwige zaligheid gegeven, waarin Hij zich getrouw en waarachtig betonen zal, vers 19.

A. Al het lijden der godvrezenden komt over hen naar den wil van God.

B. Het is de plicht der Christenen in al hun lijden meer te letten op de zaligheid hunner zielen dan op het welzijn van hun lichamen. De ziel is van de grootste waardij en loopt het meeste gevaar. Wanneer uitwendig lijden ongerustheid, wrevel en andere zondige en folterende hartstochten innerlijk verwekt, is de ziel in het grootste lijden. Indien de ziel niet bewaard wordt, zal de vervolging der mensen tot afval drijven, Psalm 125:3..

C. Het enige middel om de ziel te bewaren is haar Gode te bevelen door weldoen. Beveelt uw zielen Gode door plechtige toewijding, gebed en geduldige volharding in goeddoen, Romeinen 2:7.

D. De godvrezenden hebben, wanneer zij in lijden zijn, grote bemoediging door het bevelen hunner zielen aan God, want Hij is hun Schepper, en getrouw in al Zijn beloften.

Comments are closed.