De dag des doods zal een dag des toorns wezen, hij is een bode van Gods toorn, daarom heeft Mozes, toen hij nadacht over de sterflijkheid van de mens, daar aanleiding in gevonden om de sterkte van Gods toorn te bewonderen, psalm 90:11. Het is een schuld, die wij te betalen hebben, niet aan de natuur, maar aan Gods gerechtigheid. Na de dood het oordeel, en dat is een dag des toorns, Openbaring 6:17.
Goed, of rijkdom, zal de mens van generlei nut zijn in die dag, hij zal noch de slag afwenden, noch de pijn wegnemen of verzachten, en noch veel minder de prikkel ontnemen aan de dood, van welk nut zal dus dan het geboorterecht van de wereld zijn? In tijden van openbare oordelen zal rijkdom de mensen eerder aan gevaar blootstellen dan hen beschermen, Ezechiel 7:19.
Het is alleen gerechtigheid, die van de dood redt, een goede consciëntie maakt de dood gemakkelijk en neemt er de verschrikking uit weg, het is het voorrecht van de rechtvaardige alleen om van de tweede dood niet geschaad te worden, en aldus ook niet zeer geschaad te worden door de eerste dood.