Er is niet alleen beloofd dat God de oprechten zal leiden, en gedreigd dat Hij de overtreders zal verstoren, maar opdat wij van beide ten volle verzekerd zullen zijn, wordt het hier voorgesteld, alsof dit uit de aard van de zaak als vanzelf voortvloeit.
1. De oprechtheid van een eerlijk man zal zelf zijn leidsvrouw wezen op de weg des plichts en de weg van de veiligheid. Zijn beginselen zijn vast, zijn regel is zeker, en daarom is zijn weg duidelijk en vlak, zijn oprechtheid maakt hem standvastig, en hij behoeft niet met iedere verandering van de wind van koers te veranderen, daar hij geen ander doel voor ogen heeft dan een goed geweten te bewaren. Oprechtheid en vroomheid zullen de mensen behoeden, Psalm 25:21.
2. De ongerechtigheid van een goddeloze zal zelf zijn verderf wezen. Gelijk de oprechtheid van een Godvruchtige zijn bescherming zal wezen al is hij ook nog zo aan gevaar blootgesteld, zo zal de verkeerdheid van de zondaren hun verderf wezen, al denken zij ook nog zo versterkt en beveiligd te zijn, zij zullen in kuilen vallen, die zij zelf hebben gegraven, Hoofdst. 5:22.