Hier is,
1. De dood des konings. Hij had reden genoeg om te sidderen, want hij was op ‘t punt in handen te vallen van den koning der verschrikking, vers 30. In dienzelfden nacht, toen zijn hart vroolijk was van den wijn, drongen de belegeraars de stad binnen en zochten het paleis, daar vonden zij den koning, en brachten hem de doodelijke wond toe. Hij kon geene plaats vinden, zoo geheim, dat hij er zich verbergen kon, of zoo sterk, dat zij hem beschermen kon. Heidensche schrijvers zeggen, dat Cyrus Babel bij verrassing nam, met behulp van twee overloopers, die hem den besten toegang tot de stad wezen. En voorspeld was, hoe groot de ontsteltenis aan het hof zou zijn, Jeremia 51:11, 39. De dood komt als een strik over hen, wier hart overladen is met brasserij en dronkenschap.
2. Het overgaan van het koninkrijk in andere handen. Van het gouden hoofd dalen wij nu af tot de borst en armen van zilver. Darius de Meder ontving het koninkrijk als deelgenoot en met toestemming van Cyrus, die het veroverd had, vers 31. Zij waren deelgenooten in oorlog en verovering, en dat waren zij ook in de heerschappij, Hoofdstuk 6:28. Aandacht wordt geschonken aan zijn leeftijd, dat hij nu twee en zestig jaar oud was, om welke reden Cyrus, zijn neef, hem voortrok.
Sommigen merken op, daar hij nu, in het laatste jaar der gevangenschap twee en zestig jaar was, dat hij geboren werd in het achtste jaar, en dat dat het jaar was, waarin Jechonja met al de edelen gevankelijk werd weggevoerd. Zie 2 Koningen 24:13,15. Juist, toen de meest noodlottige slag werd toegebracht, werd een vorst geboren, die in vervolg van tijd Jeruzalem op Babel wreken zou, en de wond heelen. die toen geslagen werd. Zoo diep zijn Gods plannen met Zijn volk, zoo vriendelijk zijn Zijne bedoelingen jegens hen.