Voordat Nebukadnezar de oordeelen Gods verhaalt, om zijn trots over hem gekomen, geeft hij een bericht van de duidelijke waarschuwing, die hem toekwam, voordat hij er door bezocht werd, en waardoor hij ze had kunnen voorkomen, als hij er behoorlijk acht op gegeven had. Maar het was hem gezegd, en ook de afloop er van, eer het geschied was, opdat, wanneer het geschied zou zijn, hij, door vergelijking met de voorspelling er van, mocht zien en zeggen, dat het van den Heere was, en er toe mocht komen te gelooven, dat er eene goddelijke openbaring in de wereld is, zoowel als eene goddelijke Voorzienigheid, en dat Gods werken met Zijn Woord overeenstemmen.
Ja, het bericht, dat hij hier van den droom geeft, waardoor hij kennis kreeg van wat er gebeuren zou, valt op te merken,
I. Bij welke gelegenheid hij aldus verschrikt werd, vers 4, het gebeurde, terwijl hij gerust was in zijn huis en in zijn paleis groenende. Hij had nog onlangs Egypte veroverd, en voltooide daarna de reeks van zijne overwinningen -het was zijn laatste oorlog, die hem meester maakte van al die deelen van de wereld, omstreeks het vier- of vijfendertigste jaar van zijne regeering, Ezechiel 29:17. Toen had hij dezen droom, die ongeveer een jaar later vervuld werd. Zeven jaar duurde zijne ziekte, en na zijn herstel daarvan schreef hij deze verklaring, leefde daarna nog twee jaar, en stierf in zijn vijfenveertigste jaar. Hij had veel vermoeienissen doorstaan in zijne oorlogen, had menigen langdurigen en gevaarlijken veldtocht gemaakt, maar nu tenslotte is hij gerust in zijn huis en er is geen tegenpartijder en geen bejegening van kwaad. God kan ook den aanzienlijksten mensch met Zijne verschrikkingen bereiken, zelfs wanneer hij volkomen zeker is en denkt, dat hij gerust en groenende is.
II. De indruk, dien het op hem maakte, vers 5: Ik zag eenen droom, die mij vervaard maakte. Men zou denken, dat het geen kleinigheid zijn kon, die hem verschrikte, een krijgsman van zijne jeugd af, en gewoon de gevaren van den oorlog in het gezicht te zien, zonder een spier te vertrekken, en toch, als het God behaagt, wordt hij door een droom verschrikt. Zijn bed was ongetwijfeld zacht en gemakkelijk en welbewaakt en toch werd hij beroerd door zijn eigen gedachten, en de gezichten zijns hoofds, de schepselen van zijn eigen verbeelding beroerden hem. God kan den machtigsten mensch onrustig maken, als die tot zijne ziel zegt Neem rust, eet, drink, wees vroolijk, Hij kan maken, dat zij, die de wereld beroerd hebben, en duizenden gemarteld, hun eigen beroerders worden en hun eigen beul, en dat zij, die de schrik der machtigen zijn geweest, zichzelf tot eene verschrikking worden Door de ontsteltenis die hem deze droom veroorzaakte, en den indruk dien hij op hem maakte, bemerkte hij, dat het geen gewone droom was, maar met eene bijzondere bedoeling hem van God gezonden.
III. Dat hij de toovenaars en sterrenkijkers tevergeefs raadpleegde over de beteekenis ervan. Hij was nu den droom niet vergeten, zooals bij eene vroegere gelegenheid, Hoofdstuk 2. Hij was in staat en bereid hun dien mee te deeren, maar hij verlangde de uitlegging er van te hooren en wat er door afgebeeld en voorspeld werd vers 6. Terstond worden bevelen gegeven om alle de wijzen van Babel voor hem te brengen, die dwaas genoeg waren om te beweren, dat zij door tooverij, waarzegging, uit de ingewanden van dieren, of waarneming van de sterren, toekomende dingen konden voorspellen: zij moesten allen tezamen komen, om te zien of een van hen, of allen tezamen door onderlinge bespreking, den droom des konings kon uitleggen. Het is waarschijnlijk, dat deze lieden somtijds in een dergelijk geval den koning eenige voldoening gegeven hadden, en met behulp van de regelen van hun vak des konings vragen hadden beantwoord, zooals hem aangenaam was, hetzij zij gelijk hadden of ongelijk raak of mis, maar nu werd zijne verwachting van hen teleurgesteld: Hij zeide den droom voor hen, vers 7. maar zij maakten hem de uitle ging niet bekend, hoewel zij met groote overtuiging gepocht hadden, Hoofdstuk 2:4, 7, dat, als de droom hun slechts gezegd werd, zij dien zonder feil zouden uitleggen. Maar de sleutel van dezen droom lag in eene gewijde profetie Ezechiel 31:3, waar de Assyriër, zooals Nebukadnezar hier, met een afgehouwen boom vergeleken wordt, en dat was een boek, dat zij niet bestudeerd hadden, en waarmee zij niet bekend waren, anders hadden zij in het mysterie van dezen droom kunnen doordringen. De Voorzienigheid leidde het zoo, dat zij er mee verlegen waren, opdat Daniels uitlegging zou strekken ter eer van Daniels God. Nu werd vervuld, wat Jesaja voorspeld had, Hoofdstuk -47:12, 13, dat, als Babels verderf zou naderen, hare bezweringen en hare tooverijen, haar sterrenwichelaars en sterrenkijkers niet in staat zouden zijn, haar te helpen.
IV. Hoe hij Daniel vleide, om hem over te halen zijn droom voor hem uit te leggen: Ten laatste kwam Daniel voor mij in, vers 8. Of hij vond het beneden zich, met de anderer mee te gaan, om hun slechtheid, of zij weigerden zijn gezelschap om zijne vroomheid, of misschien wilde de koning liever, dat zijn eigen Chaldeën de eer er van hadden, als zij het doen konden dan dat die aan Daniël te beurt viel, of Daniël werd, als overste over alle wijzen, Hoofdstuk 2:48, het laatst geraadpleegd, zooals het gewoonlijk gaat. Menigeen maakt van Gods Woord zijne laatste toevlucht, en maakt er geen gebruik van, voordat alle andere middelen uitgeput zijn. Hij prijst Daniel hemelhoog, herinnert aan den naam, dien hij hem zelf gegeven had, waarin hij, naar zijne meening eene gelukkige keus heeft gedaan, en waarin hij een goed voorteeken ziet: Zijn naam is Beltsazar, naar den naam Zijns gods. Hij roemt zijne zeldzame begaafdheid: De geest dier heilige goden is in hem, dat zegt hij in zijn gezicht, vers 9, en wij mogen veronderstellen. dat Daniël daardoor zoo weinig opgeblazen werd, dat hij er eer door gegriefd werd, te hooren, dat wat hij van den God Israëls ontvangen had, den waren en levenden God, door Nebukadnezar toegeschreven werd aan zijne goden, drekgoden. Nebukadnezar is zonderling in de war, maar men vindt dat gewoonlijk bij hen, die de partij van haar slechte neigingen kiezen tegen hun overtuiging in.
1. Hij voert de taal en spreekwijze van de afgoderij, en daarom is het te vreezen, dat hij geen bekeerling is tot het geloof en den dienst van den levenden God. Hij is een afgodendienaar en zijne spraak verraadt hem. Want hij spreekt van vele goden, en is nog niet zoover dat hij berust in een algenoegzaam God. En sommigen houden het er voor, dat, als hij van den geest der heilige goden spreekt, hij veronderstelt, dat er booze, gevaarlijke goden zijn, die het voor de menschen van belang is te dienen, alleen om te voorkomen, dat zij kwaad doen, en sommige, die goede, weldadige “oden zijn, en dat Daniël door den geest der laatste bezield werd. Hij erkent ook, dat Bel nog zijn god is, hoewel hij eens en nog eens erkend had dat de God van Israël Heere over allen was, Hoofdstuk 2:47, 3:29. Ook noemt hij Daniël, niet een knecht van God, maar een overste der toovenaars, vers 9, daar hij veronderstelt, dat zijne kennis van de hunne, niet in soort, maar alleen in graad verschilt, en hij raadpleegt hem niet als profeet maar als een beroemd toovenaar, die het geloof aan tooverij poogde te redden, als zij, die meesters in het vak waren, feilden en verlegen stonden. Zie, hoe diep de afgoderij bij hem geworteld is. Hij gelooft aan vele goden, en heeft Bel tot zijn beschermgod gekozen, en hij kan zich niet overreden zijn geloof of zijne keus te laten varen, hoewel de ongerijmdheid van beide hem gebleken was, meer dan eens, en ontegensprekelijk. Hij wilde, evenals andere heidenen, niet van goden veranderen, hoewel het geen goden waren, Jesaja 2:11. Velen blijven op een verkeerden weg, alleen, omdat zij denken, dat zij dien niet met eere verlaten kunnen. Zie hoe ondiep zijne overtuiging geworteld was, en hoe gemakkelijk hij die verloren had. Eens noemde hij den God van Israël een God der goden, Hoofdstuk 2:47. Nu stelt hij Hem gelijk met de anderen, die hij heilige goden noemt. Als eene overtuiging niet telkens nieuw voedsel ontvangt, is het duizend tegen een, dat zij in korten tijd verloren en vergeten zal zijn. Daar Nebukadnezar niet voortging, zooals hij begonnen was, namelijk met de erkenning van de souvereiniteit van God, waartoe hij gebracht was, ging hij spoedig achterwaarts en verviel weer in dezelfde bijgeloovige vereering van zijne valsche goden. En toch,
2. Betuigt hij groote achting voor Daniel, van wien hij weet, dat hij een knecht is van den waren God, en van Hem alleen. Hij beschouwde hem als iemand van zooveel inzicht, van zulk een verren blik in de toekomst, als geen zijner toovenaars had. Ik weet, dat geen verborgenheid u te zwaar is. De geest der profetie gaat ver boven de geest der waarzegging, ook volgens de uitspraak van zijne vijanden, want zoo werd hier beslist, na eene eerlijke proef van ieders bekwaamheid.
V. Het bericht, dat hij hem van zijn droom geeft in alle bijzonderheden.
1. Hij zag een statigen bloeienden boom uitstekende boven alle boomen des wouds. Deze boom was in het midden der aarde, vers 10, eene gepaste voorstelling van hem, die te Babel regeerde, dat ongeveer in het midden der toenmaals bekende wereld lag. Zijne waardigheid en uitnemendheid boven al zijne naburen werd beteekend door de hoogte van den boom, die groot was, hij reikte aan den hemel. Hij was hooger dan allen om hem heen, en eischte, dat men hem goddelijke eer bewees, ja, hij was machtiger dan die allen, en de geduchte legers die tot zijne beschikking stonden, en waarmee hij alles aan zich onderwierp, worden beteekend door de kracht van dezen boom: hij werd groot en sterk. En zoozeer waren Nebukadnezar en zijne toenemende grootheid op ieders tong, en zoozeer was aller oog op hem gericht, van sommigen met nijd, van allen met verbazing, dat van hem gezegd wordt, dat hij gezien werd tot aan het einde der gansche aarde. Alles aan dezen boom was aangenaam voor het oog en goed tot spijze, vers 12, Zijn loof was schoon, wat de pracht en praal van Nebukadnezars hof aanduidt, die de bewondering der vreemden wekten en de roem van zijn eigen onderdanen waren. Ook was deze boom niet alleen schoon en statig, maar hij was ook nuttig.
a. Hij gaf beschutting, zijne takken verleenden schuilplaats beide, aan de dieren des velds en aan de vogelen des hemels. Vorsten behooren hun onderdanen te beschutten tegen de hitte en tegen den vloed, zij moeten zichzelf niet ontzien om hen te beveiligen, en hun best doen om hun veiligheid en rust te geven. Als men den doornenbosch tot koning zalft, noodigt hij hen uit te komen en zich onder zijne schaduw te vertrouwen, zoover hij die heeft, Richteren 9:15. Bescherming wekt gehoorzaamheid. De koningen der aarde zijn voor hun onderdanen niet anders dan de schaduw van groote boomen, maar Christus is voor Zijne onderdanen als de schaduw van een zwaren rotssteen, Jesaja 32:2. Ja, omdat die, hoe sterk ook, misschien te koud is, wordt gezegd, dat zij verborgen zijn onder de schaduw van Zijne vleugelen, Psalm 17:8, waar zij niet alleen veilig, maar ook warm zijn.
b. Hij geeft voedsel. De Assyriër werd vergeleken met een ceder, die alleen schaduw geeft, Ezechiel 31:3-6, maar deze boom draagt veel vrucht-er was spijs aan denzelven voor allen, en alle vleesch werd daarvan gevoed Hieruit schijnt te volgen, dat deze machtige vorst niet alleen groot was maar groot deed, hij verarmde zijn land niet maar verrijkte het, en door zijne macht en invloed buitenslands, bracht hij er rijkdom en handel. Die macht hebben, worden weldadige heeren genoemd, Lukas 22:25, en de beste weg, dien zij kunnen inslaan om hun gezag te bevestigen, is, dat zij werkelijk weldoeners worden. En het beste, dat machthebbers met hun rijkdom en macht kunnen bereiken, is, dat velen op hun kosten leven en door hen onderhouden worden, want, waar het goed vermenigvuldigt, daar vermenigvuldigen ook die het eten.
2. Hij hoorde, dat het vonnis over dezen boom geveld werd, dat hij zich nauwkeurig herinnerde, en hier verhaald, misschien, zooals hij het woord voor woord gehoord had. Het vonnis werd er over geveld door een engel, dien hij zag, afkomende van den hemel, en hij hoorde hem dit vonnis luide bekend maken. Deze engel wordt een wachter genoemd, niet alleen omdat engelen geesten zijn, en daarom slapen noch sluimeren, maar omdat zij gedienstige geesten zijn, en hun dienst voortdurend waarnemen, en iedere gelegenheid aangrijpen, om hun grooten Meester te dienen. Als wachters legeren zij zich rondom allen, die God vreezen, om hen te verlossen, en op de handen te dragen. Deze engel was een boodschapper of gezant (zooals sommigen lezen), en een heilige. De heiligheid is den huize Gods sierlijk, daarom zijn de engelen, die Hem dienen en door Hem gebruikt worden heilig, zij bewaren de onbevlektheid en rechtheid van hun natuur, en onderwerpen zich in alles aan den goddelijken wil. Laat ons onze aandacht vestigen op het vonnis, dat over den boom geveld wordt.
A. Er wordt bevel gegeven om hem af te houwen, vers 14, de bijl is alreede aan den wortel, ook van dezen boom, gelegd. Hoe hoog, hoe sterk hij ook is, dat kan hem niet redden als de dag gekomen is, dat hij vallen moet, de dieren des velds en de vogelen des hemels die eene schuilplaats vinden onder zijne lakken, worden verdreven en verstrooid, de takken worden gekapt, zijn loof afgestroopt, en zijne vruchten verstrooid. Het toppunt van wereldschen voorspoed is zeer onzeker, en het is iets zeer gewoons, dat zij, die in de grootste pracht en praal geleefd hebben, worden beroofd van al hetgeen, waarin zij roemden en hun vertrouwen stelden. Door de hand der Voorzienigheid worden gevangenen, die eene aanzienlijke plaats innamen, die in overvloed leefden en boven hun vermogen, worden tot armoede gebracht en moeten leven ver beneden het vermogen, dat zij gehad hebben, en zij, die eens vele afhangelingen en volgelingen hadden, worden misschien afhankelijk van anderen. Maar de eikeboomen der gerechtigheid, die in het huis des Heeren geplant zijn, en Hem vruchten voortbrengen zullen niet afgehouwen worden, en hun bladeren zullen niet verwelken.
B. Er wordt voor gezorgd, dat de wortel ongeschonden blijft, vers 15:Laat den stam met zijne wortelen in de aarde, blootgesteld aan weer en wind. Laat hem daar blijven, verwaarloosd en overgroeid door het gras. De dieren, die vroeger eene schuilplaats vonden onder zijne takken, kunnen zich nu neervleien op den stem, maar, om te beletten, dat hij uiteengerukt, of in het vuil vertreden wordt, en om te toonen, dat er betere dagen voor hem in het verschiet liggen, moet hij omsloten worden met eenen ijzeren en koperen band, die hem bijeen houden moet.” Bij het oordeel gedenkt God aan Zijne barmhartigheid, en heeft misschien nog goede dingen bewaard voor hen, wier toestand het meest hopeloos schijnt. Voor eenen boom als hij afgehouwen wordt, is er verwachting dat zijn scheut niet zal ophouden, dat hij van den reuk der wateren weder uitspruiten zal, Job 14:7-9.
C. De beteekenis hiervan wordt door den engel zelf aan Nebukadnezar uiteengezet, vers 16. Wie het ook wezen mag, die door dezen boom wordt afgebeeld, hij wordt veroordeeld, om ontdaan te worden van de eer, den staat, en de waardigheid eens menschen, om beroofd te worden van het gebruik der rede, en om te zijn en te leven als een dier, tot zeven tijden over hem voorbij gegaan zijn. Hem worde eens beesten hart gegeven. Dit is zeker het vreeselijkste en het grievendste van alle tijdelijke oordeelen, duizendmaal erger dan de dood, en hoewel, evenals die het minst pijnlijk voor hem, over wien het komt toch moet het meer dan eenig ander gevreesd en afgebeden worden. Ja, wij hebben reden om elke uitwendige beproeving, die het Gode behaagt ons op te leggen, geduldig te verdragen, en dankbaar te zijn, dat Hij ons het gebruik van onze rede laat, en den vrede van ons hart. Maar de trotsche tirannen, die hun hart stellen als Gods hart, Ezechiel 28-2, zullen rechtvaardiglijk beroofd worden van het hart eens menschen, en hun zal eens beesten hart gegeven worden.
D. Het wordt als waarheid bevestigd, vers 17: Deze zaak is in het besluit der wachters en deze begeerte is in het woord der heiligen. God heeft het, als rechtvaardig Rechter, bepaald, Hij heeft dit besluit geteekend, overeenkomstig Zijn eeuwigen raad, is het besluit uitgevaardigd. En,
a. De engelen des hemels hebben het mede onderteekend, als getuigen, als bewijs van hun goedkeuring en instemming. Het is in het besluit der wachters, niet, alsof de groote God den raad of de instemming der engelen noodig heeft in eenig ding, dat Hij doet of besluit maar, daar Hij gebruik maakt van hun dienster, in de uitvoering van Zijn raad, zoo wordt het soms voorgesteld, alsof hij hen, naar de wijze menschen, raadpleegde. Wien zal Ik zenden? Jesaja 6:8. Wie zal Achab overreden? 1 Koningen 22:20. Zoo verhoogt het hier de plechtigheid van het vonnis. Koninklijke besluiten of proclamaties eindigen met: Teste me ipso- In mijne tegenwoordigheid, maar wetten en privilegiën plachten onderteekend te worden: His testibus- In tegenwoordigheid van ondergeteekenden, zoo was het ook met Nebukadnezars vonnis, het was in het besluit der wachters.
b. De heiligen op aarde, zoowel als de engelen in den hemel, smeekten er om: Deze begeerte is in het woord der heiligen. Het lijdende volk van God dat lang gezucht had onder het zware juk van Nebukadnezars tirannie, riep tot Hem om wraak, zij gaven hun begeerte te kennen, en God gaf er antwoord op want, als de onderdrukten tot God roepen, zal Hij het hooren, Exodus 22:27. In Achabs tijd werd het vonnis geveld, dat er geen regen meer zijn zou dan op het woord van Elia toen hij God aansprak tegen Israël, 1 Koningen 17:1.
E. De bedoeling er van wordt verklaard. Er wordt bevel gegeven den boom af te houwen. opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft. Dit oordeel moet uitgevoerd worden, om de onnadenkende, ongeloovige wereld te overtuigen, dat er immers een God is, die op de aarde richt, een God, die de wereld regeert, die er niet alleen een eigen koninkrijk heeft, en de zaken van dat koninkrijk bestuurt, maar ook heerscht over de koninkrijken der menschen, dat het Zijn bestuur is, dat de een macht over den ander heeft, en, dat Hij ze geeft aan wien Hij wil, het verhoogen is van Hem, Psalm 75:7, 8. Hij brengt menschen, die er in ‘t minst niet aan dachten, tot macht en heerschappij, en werpt de raadslagen der eerzuchtigen en dergenen, die naar macht streven, omver. Soms zet Hij daarover den laagste onder de menschen, en bereikt er Zijn doel mee. Hij verhoogt de geringer, zooals David van achter de kudde, Hij richt den geringe uit het stof op om te doen zitten bij de Prinsen, Psalm 113:7, 8. Ja, soms verheft Hij slechte menschen om de geesel van een hemeltergend volk te zijn. Dat kan Hij doen, dat mag Hij doen, dat doet Hij dikwijls, en Hij antwoordt niet van alle Zijne daden. Het was bepaald, dat de hemelen dit zouden weten door de vernedering van Nebukadnezar. De dooden, die naar het verblijf der geesten, de wereld der vergelding, zijn gegaan, zij weten het, zij weten, dat de Allerhoogste heerschappij heeft, maar de levenden moeten het weten en ter harte nemen, opdat zij vrede met God maken, voordat het te laat is. Aldus heeft Nebukadnezar ten volle en getrouwelijk zijn droom verhaald, al wat hij zag en hoorde, en dan vraagt hij Daniël om de uitlegging er van, vers 18, want hij bevond, dat niemand anders in staat was hem uit te leggen maar vertrouwde, dat hij er wel toe in staat was: Dewijl de geest der heilige goden in u is, of van den heiligen God, wat de gepaste naam is van den God van Israël. Er is veel te verwachten van hen, in wie de Geest van den heiligen God is. Of Nebukadnezar eenige gedachte had, dat het zijn eigen vonnis was, dat door dezen droom geveld werd, blijkt niet, misschien was hij zoo ijdel en zeker, zich te verbeelden, dat het een ander vorst was, een van zijne mededingers, van wiens val hem het aangename vooruitzicht gegeven werd in deze droom, maar, voor hem of tegen hem, hij is zeer begeerig de ware beteekenis er van te vernemen, en rekent op Daniel om die te kennen te geven. Als God ons in ‘t algemeen waarschuwt voor Zijne oordeelen, behooren wij begeerig te zijn, om Zijn wil daaruit te verstaan om te luisteren naar de stem des Heeren, roepende tot de stad.