De nauwkeurige waarneming, die gedaan werd super visum corporis-bij het onderzoek van hun lichamen, door de stadhouders en ambtlieden, en alle grooten, die bij deze gelegenheid aanwezig waren, en van wie men niet aannemen kan, dat zij vooringenomen waren ten gunste van deze drie mannen, droeg er veel toe bij, dat dit wonder openbaar en Gods macht en genade daarin groot gemaakt werden. Dat er een bekend teeken geschied is, is openbaar en wij kunnen het niet loochenen, Handelingen 4:16. Laat ons nu zien welke uitwerking het op Nebukadnezar had.
I. Hij geeft eere aan den God van Israël, als een God, in staat en bereid om Zijn vereerders te beschermen, vers 28: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-nego.
Hem zij de eer beide, van de trouwe gehoorzaamheid, die Zijne onderdanen Hem bewijzen, en van de machtige bescherming, die Hij hun schenkt, waar geen enkel volk met zijne goden iets dergelijks tegenoverstellen kan. De koning zelf erkent en eert Hem, en vindt het betamelijk, dat allen Hem eeren en erkennen. Gelooft zij de God van Sadrach. God kan lof ontwringen zelfs aan hen die gereed staan Hem in ‘t aangezicht te vloeken.
1. Hij geeft Hem de eere van Zijne macht, omdat Hij in staat was Zijne aanbidders te beschermen tegen hun machtigste en boosaardigste vijanden: Daar is geen andere God, die alzoo verlossen kan, vers 29, neen, ook niet dat gouden beeld, dat hij opgericht had. Om die reden was er ook geen ander god, die zijn aanbidders dwong om Hem alleen aan te hangen, en liever den dood te ondergaan, dan een anderen te dienen, zooals Israëls God deed, want zij konden niet op zich nemen hen zoo te ondersteunen, wanneer zij dat deden, als Hij doen kon.
Als God eene verlossing werken kan, zooals niemand anders, dan kan Hij ook gehoorzaamheid eischen, zooals niemand anders.
2. Hij geeft Hem de eere van Zijne goedheid, omdat Hij bereid was het te doen, vers 28: Hij heeft Zijnen engel gezonden en Zijne knechten verlost. Bel kon zijn dienaars niet verlossen, zoodat zij voor de deur van den oven verbrand werden, maar de God van Israël verloste de Zijne, dat zij niet verbrand werden, toen zij in het midden van den oven geworpen werden omdat zij weigerden een anderen god te dienen.
Hierdoor werd aan Nebukadnezar duidelijk te verstaan gegeven, dat al het succes, dat hij had gehad en nog hebben zou, tegen het volk van Israël, en waarin hij roemde, alsof hij daarmede den God van Israël overwonnen had, alleen aan hunne zonde te danken was, als dat volk in zijn geheel zijn eigen God getrouw had aangehangen, en Hem alleen gediend, zooals deze drie mannen deden, dan zouden zij allen uit zijne hand verlost zijn, evenals deze drie mannen. En dat onderricht was in dien tijd zeer noodig voor hen.
II. Hij juicht de standvastigheid dezer jongelingen in hun godsdienst toe, en beschrijft die op voor hen eervolle wijze, vers 28. Hoewel hij zelf niet ertoe gebracht is om hun God als den zijne te erkennen en te dienen, omdat hij weet, dat, als hij dat doet, hij Hem alleen moet dienen en alle andere goden afzweren, en hij Hem den God van Sadrach noemt, niet mijn God, toch beveelt hij hun Hem aan te kleven, en geenen God te eeren noch te aanbidden dan den hunnen.
Er zijn er velen, die zelf niet godsdienstig zijn, en toch erkennen willen, dat zij, die godsdienstig en standvastig in hun godsdienst zijn, ongetwijfeld gelijk hebben. Al zijn zij zelf niet over te halen zich er bij aan te sluiten, raden zij hun, die er zich bij aangesloten hebben, er bij te blijven. Wie zijn naam gegeven heeft aan dien God, die alleen gediend wil zijn, die moet zich aan zijn beginsel houden en Hem alleen dienen, wat het ook koste.
Zulk eene standvastigheid in den waren godsdienst lokt den lof der menschen uit, zelfs van hen, die buiten zijn, terwijl iedereen schande roept over onstandvastigheid, verraad, en dubbelhartigheid. Hij prijst hen, omdat zij dit deden
1. Met edele verachting van hun leven, dat zij niet achtten, in vergelijking met de gunst van God en het getuigenis van eene goede consciëntie. Zij hebben hunne lichamen overgegeven om in den vuriger oven geworpen te worden, liever niet alleen dan hun God te verzaken, maar zelfs dan Hem te beleedigen, door ook maar eenmaal aan een ander de hulde te brengen, die Hem alleen toekomt. Zij zullen den lof hebben, zoo al niet van menschen dan toch van God, zij, die hunne zielen hooger stellen dan hunne lichamen, en liever hun leven verliezen dan God te verzaken. Zij, die den godsdienst niet waard achten om er voor te lijden, kennen er de waarde en de beteekenis niet van.
2. Met heerlijke minachting van hun vorst: Zij hebben des konings Woord veranderd, d.w.z. in strijd er mee gehandeld en daardoor beide, zijne voorschriften en bedreigingen geminacht, en hem beide doen berouwen en herroepen. Zelfs de koningen moeten erkennen, dat, als hun bevelen in strijd zijn met de geboden Gods, Hij gehoorzaamd moet worden en niet Zij.
3. In vertrouwen op hun God. Zij vertrouwden op Hem, dat Hij hun ter zijde zou staan bij wat zij deden, dat Hij hen of uit den vurigen oven terugbrengen naar hun plaats op aarde of hen door den vuriger oven heen tot hun plaats in den hemel brengen zou, en in dit vertrouwen vreesden zij des konings toorn niet en ontzagen hun eigen leven niet.
Een standvastig geloof in God zal standvastige trouw aan God voortbrengen. Wij kunnen ons wel denken, dat dit eervolle getuigenis, aldus door den koning zelf van deze dienstknechten Gods in het openbaar gegeven, een goeden invloed moest hebben op de overige Joden, die gevangenen te Babel waren of nog zouden worden. Hun naburen konden hen niet met eenige overtuiging dringen tot, en zij zelf konden uit schaamtegevoel niet doen, wat hun broederen niet deden, en waarom die door den koning zelf zoo boog geprezen waren.
Ja, en wat God voor deze Zijne knechten deed, zou niet alleen helpen om de joden bij hun godsdienst te houden, terwijl zij in gevangenschap waren, maar om hen te genezen van hun neiging tot afgoderij, wat het doel was, waar zij in gevangenschap gezonden waren, en, als het die gezegende uitwerking op hen gehad had, dan konden zij verzekerd zijn dat God hen uit allen oven verlossen zou, zooals Hij nu hun broederen uit dezen verloste.
III. Hij kondigt een koninklijk besluit af, dat uitdrukkelijk verbiedt kwaad te spreken van den God van Israël, vers 29. Wij hebben reden om te denken, dat beide, de zonden en de rampen van Israël grootelijks reden hadden gegeven aan de Chaldeën, al was het dan ook geen billijke reden, om den God van Israël te lasteren, en waarschijnlijk had Nebukadnezar dat zelf aangemoedigd, maar nu, al is hij geen oprecht bekeerde, noch bereid om Hem te dienen, besluit hij toch nooit meer kwaad van Hem te spreken, noch te dulden, dat anderen dat doen: “iedereen, die rastering of kwaad of hoon spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, die zal als de ergste misdadiger beschouwd en behandeld worden, die zal in stukken gehouwen worden, zooals Agag door het zwaard van Samuel, en zijn huis zal verwoest en tot een drekhoop gesteld worden.
Het wonder, dat pas was gewrocht door de macht van dezen God ter verdediging van Zijne aanbidders, in ‘t openbaar, ten overstaan van Babels duizenden, was eene voldoende rechtvaardiging van dit besluit. En het moest grootelijks de rust bevorderen van de Joden in hun gevangenschap, als zij door deze wet beschermd waren tegen de vurige pijlen van smaad en laster, waardoor zij anders voortdurend gekweld werden.
Het is eene groote gunst voor de kerk en een groote stap voorwaarts, als haar vijanden de mond gestopt en de tong in toom gehouden wordt, al is hun hart ook onbekeerd. Als een heidensch vorst zulk een dwang oplegde aan de trotsche lippen der lasteraars, hoeveel te meer moeten christenvorsten dat dan niet doen, ja, men zou meenen, dat de menschen hierin zichzelf tot eene wet zouden zijn, en dat zij, die zoo weinig liefde voor God hebben dat zij geen goed van Hem willen spreken, het toch niet over hun hart konden krijgen om kwaad van Hem te spreken, want wij zijn er zeker van, dat zij daartoe geen reden vinden kunnen.
IV. Hij vernietigt niet alleen het vonnis van deze drie mannen, maar herstelt ze in hun plaats, maakte hen voorspoedig, staat er, en bevorderde hen tot hooger en voordeeliger posten van vertrouwen dan die zij tot nu toe bekleed hadden. Hij bevorderde hen in het landschap van Babel, wat zeer tot hun eer en tot vertroosting van hun broederen, in gevangenschap aldaar was.
Het is wijs van vorsten, mannen van standvastigheid in den godsdienst te gebruiken en te bevorderen, want die getrouw zijn aan God, zullen waarschijnlijk ook getrouw zijn aan hen, en het zal hun waarschijnlijk wel gaan als Gods gunstelingen de hunne zijn.