Lukas 11

Lukas 11 in de Statenvertaling

In dit hoofdstuk

I. Leert Christus Zijne discipelen te bidden, en wekt hen op tot vurig, aanhoudend en dringend gebed, vers 1-13. Hij beantwoordde de lasterlijke aantijging der Farizeeën, dat Hij duivelen uitwierp krachtens een verbond met Beëlzebub, den overste der duivelen, en toont de ongerijmdheid en goddeloosheid van die beschuldiging aan, vers 14-26.

III. Hij toont aan, dat de eer van gehoorzame discipelen groter is, dan die van Zijn eigen moeder, vers 27, 28.

IV. Hij bestraft de mannen van dat geslacht wegens hun ongeloof en hardnekkigheid, in weerwil van al de middelen ter overtuiging, die hun worden geboden, vers 29-36.

V. Hij bestraft zeer streng de Farizeeën en wetgeleerden wegens hun geveinsdheid, hun hoogmoed, hun verdrukken der gewetens van hen, die zich hun onderwierpen, en hun haten en vervolgen van hen, die tegen hun boosheid getuigden, vers 37-54.

Comments are closed.