In deze afdeling geeft de apostel
I. Enige algemene raadgevingen.
1. Zij moeten waakzaam zijn, vers 13, op hun hoede. Een Christen is altijd in gevaar en moet daarom altijd waken, ofschoon het gevaar in sommige tijden en omstandigheden groter is dan in andere. De Corinthiërs waren in meer dan een opzicht in groot gevaar, hun twisten liepen hoog, de ongeregeldheden onder hen waren zeer groot, er waren bedriegers onder hen, die poogden hun geloof in de belangrijkste waarheden te bederven, waarheden zonder welke de praktijk van deugd en godzaligheid niet bestaan kon. En voorzeker was het in zulke omstandigheden hun plicht te waken. Indien een Christen zeker zijn wil, moet hij op zijn hoede zijn, en hoe groter het gevaar is des te meer waakzaamheid is voor zijn veiligheid nodig.
2. Hij vermaant hen: staat vast in het geloof, behoudt den grond, blijft bij de openbaring Gods, geeft die niet op voor de wijsheid der wereld, laat het door die niet bederven, staat vast in het geloof des Evangelies, handhaaft dat tot zelfs in den dood, staat er zo in dat ge bij zijn belijdenis blijft en er de kracht en invloed van voelt en geniet. Een Christen behoort standvastig in het geloof te zijn, en dat nooit te verlaten of te verloochenen. Alleen door dat geloof zal hij instaat zijn om staande te blijven in de ure der verzoeking, alleen door dit geloof staan wij, 2 Corinthiërs 1:24, daardoor overwinnen wij de wereld, 1 Johannes 5:4, beide wanneer zij vleit en dreigt, verzoekt of verschrikt. Wij moeten daarom in het geloof des Evangelies staan, wanneer wij onze zuiverheid willen bewaren.
3. Hij vermaant hen om mannelijk te handelen en sterk te zijn, houdt u mannelijk, zijt sterk, flink, vastbesloten, weest dapper in den tegenstand van de slechte mensen, die u willen verdelen en verderven, die u in partijen willen splitsen en uw geloof ondermijnen, wordt niet door hen verschrikt of meegesleept, toont uzelven mannen in Christus door uw standvastigheid, juist oordeel en beslist besluit.
Christenen moeten mannelijk en standvastig zijn in al hun ontmoetingen met hun vijanden, hun geloof verdedigende en hun zelfstandigheid handhavende. Vooral moeten ze dat in die geloofspunten, welke den grondslag van besliste en praktische godsvrucht uitmaken, zulke als onder de Corinthiërs aangevallen werden, die moeten met helder oordeel en onwrikbare beslistheid gehandhaafd worden.
4. Hij vermaant hen dat al hun dingen moeten geschieden in de liefde. Onze ijver en standvastigheid moeten gepaard gaan met liefde. Terwijl de apostel aanspoort om als mannen te staan voor ons geloof en onze belijdenis, vlecht hij er de waarschuwing tussen om het niet als duivels te doen. Wij behoren ons geloof te verdedigen, maar moeten terzelfder tijd onze onschuld bewaren, niet verscheuren en verwoesten, maar steeds bedenken dat de toorn des mans Gods gerechtigheid niet werkt, Jakobus 1:24.
Christenen behoren zorg te dragen dat de liefde niet alleen heerse in hun harten, maar ook uitstrale in hun leven, zelfs in de krachtigste verdediging van het geloof des Evangelies. Er is groot onderscheid tussen standvastigheid en wreedheid, tussen Christelijke flinkheid en koortsige wraakzucht.
Het Christendom doet zich nooit voordeliger voor dan wanneer de Christelijke liefde zich het meest openbaart, wanneer dwalende broederen verdragen en openlijke vijanden van het heilig geloof weerstaan worden in liefde, wanneer alle dingen geschieden in liefde, wanneer de Christenen zich jegens elkaar en jegens alle mensen vriendelijk en welwillend betonen.
II. Sommige bijzondere aanwijzingen hoe zij zich hebben te gedragen jegens enigen, die buitengemeen veel dienst gedaan hebben aan de zaak van Christus onder hen.
1. Hij beschrijft ons hun eigenaardigheden.
A. Het huisgezin van Stefanas wordt genoemd en van hen gezegd, dat zij waren de eerstelingen van Achaje, de eerste tot het Christendom bekeerden in dat deel van Griekenland, waarin Corinthe lag. Het is eervol voor iemand vroeg Christen te zijn, bijtijds Christus toe te behoren. Maar bovendien hadden zij zich zelven den heiligen ten dienste geschikt. Zij hadden zich zelven beschikbaar gesteld en gewijd, etaxan heautoes, ten dienste der heiligen, om de heiligen te dienen. Dat wordt niet alleen bedoeld van den dienst des Woords, maar van diensten in andere opzichten, bijdragen tot hun onderhoud, hulp en steun bij allerlei gelegenheden, zowel in aards als in geestelijk opzicht.
Het schijnt dat het gezin van Stefanas rang en invloed in die streken had, en dat ze zich gewillig ten dienste der heiligen aanboden. Het is een eer voor personen van hogen rang om zich aan den dienst der heiligen te wijden. Ik bedoel niet dat ze van rang moeten ruilen en dienaren van hun ondergeschikten worden, maar dat ze vrijwillig en gaarne hen helpen, en in al hun noden goed doen.
B. Hij noemt Stefanas, en Fortunatus en Achaicus, als die namens de gemeente tot hem gekomen zijn. Hij zegt dat die hebben vervuld hetgeen van de gemeente aan hem ontbrak, en zodoende zijnen en hunnen geest verkwikt, vers 17, 18. Zij hebben hem mondeling een vollediger verslag van den toestand der gemeente gegeven dan hij door hun brief verkrijgen kon, en daardoor zijn geest zeer verkwikt. Door hun terugkeer zouden zij de geesten der Corinthiërs verkwikken.
Het gerucht had hun toestand erger geschilderd dan die was, en hun brieven hadden niet zoveel opheldering gegeven dat de apostel voldaan was, maar door het onderhoud met hen was hij gerustgesteld. Het was een zeer goede dienst, dien zij bewezen, door de zaken juist voor te stellen en den slechten dunk weg te nemen, dien Paulus door de geruchten gekregen had. Zij kwamen tot hem met waarlijk Christelijke bedoeling om den apostel recht in te lichten en hem, als vredemakers, zo gunstige getuigenis van de gemeente te geven als zij konden.
Het is grote verkwikking voor een getrouw dienaar om van wijze en goede mannen uit de gemeente zelf betere dingen te horen dan over het algemeen verteld worden, en te zien dat hij verkeerd ingelicht was, en dat de zaken niet zo slecht staan als hem meegedeeld werd. Het is hem tot droefheid kwaad te horen van hen, die hij liefheeft, het verblijdt zijn hart daarna te vernemen, dat het bericht onjuist was. En hoe meer achting hij gevoelt voor hen, die hem de tijding brengen, hoe meer hij op hun onbevangenheid rekenen kan, des te groter is zijne vreugde.
2. Derhalve zegt hij hun hoe ze zich tegenover deze mannen te gedragen hebben.
A. Hij wil dat ze erkend worden, vers 11, dat is geacht. Dat komt hun toe om hun goede diensten. Zij, die de heiligen dienen, die de eer en den goeden naam der gemeente hoog houden, die zich beijveren om verwijten tegen haar tegen te spreken en de slechte gedachte, door kwaad gerucht verspreid, weg te nemen, behoren gewaardeerd, geacht en bemind te worden. Zij, die zo goede gezindheid tonen, kunnen niet licht te hoog geschat worden.
B. Hij verlangt van hen dat ze zich aan de zodanige onderwerpen, en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt, vers 16. Hier wordt geen onderwerping bedoeld als aan eigenlijke meerderen, maar gewillige erkenning van hun waarde. Het waren mensen, wie ze buitengewonen eerbied verschuldigd waren en die ze in ere te houden hadden. Zij zijn eerwaardig, die de heiligen dienen, hard werken aan den voortgang van het Evangelie, de getrouwe dienaren van Christus steunen en bemoedigen, en helpen aan het nut dat dezen stichten. Dezulken moeten hooggeacht worden.