1 Corinthiërs 15:51-57

Hij bevestigt hetgeen hij omtrent deze verandering gezegd heeft:

I. Door hun mede te delen wat totnogtoe voor hen verborgen en hun dus onbekend was: dat niet alle heiligen zullen sterven, maar dat zij wel allen veranderd zullen worden. Zij, die in leven zullen zijn bij de wederkomst onzes Heeren, zullen, zonder te sterven, opgenomen worden in de lucht, 1 Thessalonicenzen 4:11.

Maar het is uit het hier voren gezegde duidelijk, dat dit niet geschieden zal zonder dat de verderfelijkheid in onverderflijkheid veranderd is. Het samenstel van hun levende lichamen zal dus veranderd worden, zowel als dat van hen die gestorven zijn, en dat wel: in een punt des tijds, in een ogenblik, vers 52. Wat is onmogelijk voor almacht? De macht, die de doden in het leven terugroept, kan voorzeker ook zo spoedig en plotseling de levenden veranderen, want veranderd moeten zij worden evenzeer als de gestorvenen, omdat vlees en bloed het koninkrijk Gods niet beërven kunnen.

Dat is de verborgenheid, welke de apostel den Corinthiërs openbaart: Ziet, ik zeg u ene verborgenheid, ik breng aan het licht een waarheid, die totnutoe duister en onbekend was. Merk op: Er zijn verscheidene verborgenheden ons in het Evangelie geopenbaard, verscheidene waarheden, die tevoren ten enenmale onbekend waren, zijn ons bekend gemaakt, verscheidene waarheden, die vroeger duister en onbegrijpelijk waren, zijn aan het licht gebracht en duidelijk geworden, en vele dingen zijn gedeeltelijk geopenbaard, die wellicht nooit ten volle verstaan of geheel begrepen zullen worden.

De apostel maakt hier ene waarheid bekend, die vroeger onbekend was, en wel dat de heiligen, die op aarde leven bij de wederkomst des Heeren, niet sterven zullen, maar veranderd worden, dat deze verandering in een punt des tijds, in een ogenblik, zal geschieden, en wel met de laatste bazuin. Want, gelijk hij ons zelf in een andere plaats, 1 Thessalonicenzen 4:16, zegt: De Heere zal zelf met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel. Zo ook hier: want de bazuin zal slaan.

Dat is de luide oproeping van alle levenden en alle gestorvenen, om te komen en te verschijnen voor den rechterstoel van Christus. Op deze oproeping zullen de graven zich openen, de gestorven heiligen zullen onverderflijk opstaan, en de levend overgebleven heiligen zullen tot dezelfde onverderflijkheid veranderd worden, vers 52.

II. Hij wijst de reden voor deze verandering aan, vers 53. Want dit verderfelijke moet onverderflijkheid aandoen, en dit sterflijke moet onsterflijkheid aandoen.

Hoe zou anders de mens een geschikt bewoner van de hemelse gewesten zijn of bekwaam om een onverderflijke erfenis te bezitten? Hoe kan hetgeen verderflijk en sterflijk is genieten hetgeen onverderflijk, duurzaam en onsterfelijk is? Dit verderfelijke lichaam moet onverderflijk gemaakt worden, dit sterflijke lichaam moet in een onsterfelijk veranderd worden, zal de mens geschikt zijn om het geluk te genieten, dat voor hem bestemd is.

Het is dit verderfelijke, dat in onverderflijkheid verplaatst moet worden, het vernielde werktuig moet hersteld worden. Dat gezaaid is, moet ontkiemen. De heiligen zullen komen in hun eigen lichamen, vers 38, niet in andere lichamen.

III. Hij maakt ons bekend wat volgen zal op deze verandering van de levenden en in Christus gestorvenen. Alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Hij zal den dood verslinden tot overwinning, Jesaja 25:8. Opdat het sterflijke van het leven verslonden worde, 2 Corinthiërs 5:4.

De dood voor eeuwig overwonnen en teniet gedaan en de heiligen voor eeuwig uit zijn macht bevrijd. Zo volkomen zal de over hem behaalde overwinning zijn, dat hij voor eeuwig verdwenen zal zijn uit die gewesten, waar onze Heere Zijn verrezen heiligen zal brengen. En daarom zullen de heiligen hierbij zingen hun epinikion, hun triomfzang.

Dan, wanneer de doden zullen gebracht zijn tot onsterflijkheid, zal de dood verslonden zijn, voor eeuwig verslonden. Christus belet hem Zijne heiligen te verslinden als zij sterven, maar wanneer zij opstaan, zal de dood, voor zoveel hen betreft, voor eeuwig verslonden worden. En bij die vernietiging van den dood, zullen zij in hun jubel van triomf losbarsten.

1. Zij zullen zegepralen over den dood als een verslagen vijand, en dezen groten en verschrikkelijken verwoester beschimpen: Dood, waar is uw prikkel? Waar is nu uw prikkel, uw macht om te beschadigen? Welk nadeel hebt ge ons gedaan? Wij waren gestorven, maar ziet, wij leven weer om nooit meer te sterven! Gij zijt overwonnen en ontwapend, en wij zijn buiten bereik van uw dodelijken greep. Waar zijn nu uw noodlottige wapenen? Waar zijn uw binnenkamers des doods? Wij vrezen geen leed meer van u, wij behoeven ons voor uw wapenen niet meer te hoeden, maar ontkennen uw vermogen en verachten uw woede.

En: Hel (graf) waar is uw overwinning? Waar is nu uw zegepraal? Wat is er van geworden? Waar zijn uw buit en zegetekenen? Eens waren wij uw gevangenen, maar de kerkerdeuren sprongen open, de grendels en sloten werden gedwongen te wijken, onze ketenen zijn afgeworpen en wij zijn voor eeuwig ontslagen.

De gevangenis is gevangen genomen. De denkbeeldige overwinnaar is overwonnen, hij werd gedwongen zijn overwinning los te laten en zijn gevangenen te ontslaan. Uw overwinningen, o graf, zijn gedaan! De banden des doods zijn ontbonden, en wij zijn in vrijheid, om nooit weer door den dood beschadigd of door het graf gevangen te worden!

In een ogenblik zijn de macht des doods en de buit en de zegetekenen des grafs vernietigd, en, voor zoveel de heiligen betreft, blijft er schijn noch schaduw van over. Waar zijn ze? Zo zullen zij jubelen, nadat zij onsterfelijk geworden zijn zullen, tot eer van hun Zaligmaker en ten prijs van de goddelijke genade, zij zullen triomferen over den overwonnen dood.

2. De grond voor dezen triomfzang wordt aangeduid:

A. In de vermelding van de zaak, waaraan de dood zijn macht om te beschadigen ontleende. De prikkel des doods is de zonde. De zonde vergiftigt zijn angel, die alleen geeft den dood de macht om te beschadigen en te doden.

Onvergeven zonden, en niets anders, kan iemand onder zijne macht houden. En de kracht der zonde is de wet, het is de goddelijke bedreiging tegen de overtreders van de wet, de vloek in haar afgekondigd, welke de zonde kracht geeft.

De zonde is de moeder van den dood, en geeft hem al zijn vernielende macht. Door een mens is de zonde in de wereld ingekomen, en door de zonde de dood, Romeinen 5:12. Hij is haar vervloekte afstammeling.

B. In de overwinning, die de heiligen door Jezus Christus over hem behalen, vers 56. De prikkel des doods is de zonde, maar Christus heeft, door zijn sterven, dien prikkel uitgebroken. Hij heeft verzoening voor de zonden teweeggebracht en vergeving verworven. De dood mag derhalve dreigen, hij kan niet beschadigen.

De kracht der zonde is de wet, maar de vloek van de wet is weggenomen doordien onze Verlosser een vloek geworden is voor ons. Zodat aan de zonde haar kracht en macht ontnomen is door Christus, dat is door Zijn vleeswording, lijden en sterven. De dood kan den gelovige grijpen, maar hij kan hem niet steken en niet in zijn macht houden.

Daar komt een dag, waarop het graf geopend wordt, de banden des doods ontbonden worden, de heiligen herleven en onverderflijk en onsterfelijk worden en buiten het bereik van den dood gesteld voor eeuwig. En dan zal het duidelijk blijken, dat voor hen dood zijn kracht en prikkel verloren heeft, en zulks door de tussenkomst van Christus, door zijn sterven in hun plaats.

Door zijn sterven overwon Hij den dood en beroofde het graf, en door het geloof in Hem worden de gelovigen deelgenoten aan Zijne overwinning. Dikwijls verheugen zij zich bij voorbaat, in de hoop op deze zegepraal, en wanneer ze eens heerlijk opgewekt zijn, zullen ze openbaar over den dood triomferen.

Het is geheel en alleen te danken aan Gods genade in Christus, dat de zonde vergeven en de dood ontwapend is. De wet geeft den dood de wapens in de hand om den zondaar te vernietigen, maar de vergeving der zonden neemt deze macht van den dood terug en berooft hem van zijn kracht en prikkel. Het is door Gods genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is, dat wij worden gerechtvaardigd, Romeinen 3:24. Het is derhalve geen wonder:

C. Dat deze overwinning van de heiligen over den dood zich uit in dankzegging aan God. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus, vers 57.

De wijze om al onze vreugde te heiligen is ze schatbaar te maken aan den dank aan God. Dan alleen genieten wij onze zegeningen en eer op heilige wijze, wanneer Gode daarvoor de heerlijkheid gebracht is, en wij ons gedrongen gevoelen Hem die te brengen. En waarlijk dit verhoogt en verbetert onze vreugde. Dan worden wij gewaar, dat we onzen plicht gedaan hebben en genieten onze voorrechten. En wat kan op zich zelve verblijdender zijn dan der heiligen overwinning over den dood, door hun opstanding? En zullen ze dan zich niet verblijden in den Heere en vrolijk zijn in den God hunner zaligheid? Zullen de overledenen niet opstaan? Zullen zij Hem niet loven? Psalm 88:11.

Zij, die onder de macht des doods blijven, hebben geen harten om Hem te loven, maar zulk een overwinning en zegepraal zal zeker de tongen der heiligen vervullen met dankzegging en lof, lof voor de overwinning, die groot en heerlijk in zich zelve is, en voor de middelen, waardoor ze behaald werd, zij is van God gegeven door Jezus Christus, een overwinning dus, behaald niet door onze eigen kracht, maar door de macht Gods, niet ons gegeven omdat wij haar waardig zijn, maar omdat Christus haar waardig is en haar verworven heeft door zijn dood.

Zal dat alles niet onze overwinning ons dierbaar maken en onzen lof van God verhogen? Hoeveel redenen van vreugde voor de heiligen en van dankbaarheid aan God zijn niet gegeven door den dood en de opstanding, het lijden en de overwinning, van onzen Zaligmaker! Hoe vurig zullen de verrijzende heiligen Hem toejuichen? Hoe zullen de hemelen schateren van hun eeuwige lofliederen! “Gode zij dank!”

Dat zal de grondtoon van hun zang zijn, en de engelen zullen zich mengen in hun koren en hun instemming betuigen met een daverend: Amen! Halleluja!

Comments are closed.